Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nu alle [18]oversten der heiren, die in het veld waren, zij en hun [19]mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon van Ahikam, over het land gesteld had, en dat hij aan hem bevolen had de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en van de [20]armsten des lands, van degenen, die niet naar Babel gevankelijk waren weggevoerd; 18. Dat is, kapiteins, hoplieden; alzo dikwijls in het volgende; vergelijk dit verhaal met 2 Kon.25:23, enz., die in het veld waren; dat is, in het veld zich onthielden. 19. Dat is, de krijgslieden, die zij bij zich hadden; alzo vs.8. 20. Hebreeuws, armoede, of dunheid des lands. Zie 2 Kon.24:14.